Afgelopen maand heeft de Anarchistische Groep Amsterdam / Vrije Bond een nieuwe brochure uitgegeven over de geschiedenis van de International Workers of the World. De brochure De Wobblies / Sabotage op de werkvloer is een vertaling van twee hoofdstukken uit Louis Adamic’ A Century of Class Violence in America (1830), waarin de auteur niet alleen ingaat op de heftige geschiedenis van de IWW, maar ook verhaalt van zijn eigen ervaringen met de ‘wobblies’ waarmee hij in aanraking kwam op de talloze plaatsen waar hij werkte.
De brochure kost 1,50 euro en is o.a. verkrijgbaar bij het Fort van Sjakoo in Amsterdam. Voor 2,50 euro krijg je hem via de post thuisgestuurd. Bestellen kan via: secretariaat@vrijebond.nl.
Je kunt de brochure hier gratis downloaden.
Klik hieronder op ‘lees verder’ voor een inleidende tekst op de brochure.
____________
Met de brochureDe Wobblies / Sabotage op de werkvloer willen we een korte inleiding geven tot de geschiedenis van de International Workers of the World (IWW). Deze revolutionaire vakbond was van essentiële betekenis in de talrijke sociale conflicten die de opkomst van het kapitalisme in de Verenigde Staten kenmerkten. Het verhaal van de IWW wordt haast volledig genegeerd in de Nederlandstalige literatuur – die nochtans zo gretig alles wat uit Amerika komt op de markt gooit. Als korte inleiding op onze nieuwe brochure, brengen we hier in vertaling het voorwoord van de Franse uitgeverij L’Insomniaque bij een geschiedenisboek van de IWW.
De International Workers of the World
Strijdsyndicalisme in de Verenigde Staten aan het begin van de 20ste eeuw
Door L’Insomniaque
Tussen 1905 en 1919 wakkerden degenen die men wobblies noemde talrijke grote stakingen aan, die dikwijls door een wrede repressie onderdrukt werden. Die moedige en verbeten autodidacten geloofden enkel in een openlijke, compromisloze confrontatie met een vervloekt patronaat, dat ertoe veroordeeld was door de massa uitgebuitenen onteigend te worden. Ze organiseerden onder meer het verzet van de dagloners tegen de extensieve landbouw in California en in het Midden-Westen, van de mijnwerkers van Montana en van Colorado, van de houthakkers van het Noord-Oosten en van de textielarbeiders van Pennsylvania en New Jersey…
De federale overheid en de zakenwereld profiteerden van de deelname aan de oorlog van de VS in 1917 om op een brutale manier een einde te maken aan het ‘rode gevaar’, en de wobbly-agitatoren werden met honderden in de gevangenis gestopt. De IWW kwamen deze repressiegolf, die gepaard ging met een hatelijke perscampagne, nooit te boven – terwijl de technische vernieuwingen van de jaren 1920, de ‘wetenschappelijke organisatie van de arbeid’, de fragmentering van het werk en de massaconsumptie zeer snel hun basis van rondzwervende arbeiders deed afkalven.
De wobblies bekeken alle politieke partijen, van welke strekking ook, met zeer veel argwaan. En hun zeer vrije levenswijze schandaliseerde de puriteinse bourgeoisie in even grote mate als hun subversieve activiteiten haar angst aanjoegen. Hun communautaire en libertaire neigingen waren één van de belangrijkste bronnen van de bewegingen ter bevrijding van het dagelijkse leven die, veel later in de eeuw, in het Westen zouden opbloeien.
Hun – soms epische – wederwaardigheden en relletjes werden in de VS talloze keren beschreven, daar ze zo onafscheidelijk verbonden zijn met de vorming van de Amerikaanse arbeidersklasse en zijn bonte cultuur – maar ook omdat ze een bijzonder beeld geven van een land waarin de klassentegenstellingen, hoe scherp ook, nooit zo duidelijk als in Europa de inzet van de strijd voor de macht gevormd hebben. Het is lang geleden dat de politieke actie, van Boston tot San Diego, opgeslokt werd door de uiteenlopende belangen van de rivaliserende fracties van de heersende klassen, die door religieuze kwesties of etnische haat verdeeld waren, en opgetuigd met het meest weerzinwekkende cynisme of het meest hypocriete moralisme – zodanig dat dit de Europeanen verbaasd doet staan, terwijl zij in deze materie toch niet minder toebedeeld zijn.
Door elke politieke bedrijvigheid en elke deelname aan het verkiezingsspektakel af te wijzen, hadden de wobblies een duidelijke politieke bedoeling: ze beoogden niets minder dan de ineenstorting van het kapitalistisch systeem en een gelijke verdeling van de opbrengst. Ze bekritiseerden metterdaad het vakbondscorporatisme, dat verstrengeld was met het politieke cliëntelisme van de grote partijen, en spuwden iedereen uit die – zoals wormen die zouden pretenderen te spreken in naam van het lijk dat ze verorberen – pretenderen te spreken in naam van het volk.
Zowel geconfronteerd met het meest wilde kapitalisme als met de regulerende projecten van een Woodrow Wilson, hadden de wobblies voor een derde weg gekozen: de emancipatie van de armen kon volgens hen enkel maar voortvloeien uit hun bevrijding van de loonslavernij, en dit kon enkel maar gerealiseerd worden door de algemene staking. Deze gigantische stopzetting van het werk zou de werkplaatsen en de machines in zijn geheel in de handen van de proletariërs doen belanden. Dit moest voorbereid worden, en zou groeien, in het georganiseerde – maar niet gecentraliseerde – arbeidersverzet, voorbij elke etnische en professionele barrière, tot aan de uiteindelijke omslag van de krachtsverhoudingen tussen de naar solidariteit en vrijheid dorstende maatschappij en al degenen die haar uitzuigen, haar bewaken, haar onderdrukken en haar dreigen af te slachten…
*
Wil ze sterker worden, dan moet de klasse van de armen, in overall of in lompen, zich verenigen – dat was zowel een strategische obsessie als een grootse hoop van de militanten van de IWW. De krachtstoename van het proletariaat moest zich baseren op de opheffing van alle onnodige twisten, die door de vijand aangewakkerd worden. Op die manier vormden de IWW een organisatie die oprecht open stond voor iedereen. Dat de wobblies zichzelf arbeiders van de wereld noemden, was zowel gebaseerd op internationalisme als op het feit dat ze arbeiders van elke origine verenigden in een land dat veroverd was op een uitgeroeide inheemse bevolking en waarin de verschillende immigratiegolven voor een groot deel de sociale functies bepaalden en de hiërarchieën modelleerden.
In de schoot van de IWW groepeerden zich evenzeer boeren die in de mijnen werkten als zwarten die de katoenplantages ontvlucht waren; houthakkers van afgelegen bossen en ‘kleine handen’ van de spinnerijen van de grote urbane centra; immigranten die nauwelijks Engels konden spreken en oude rotten van de verovering van het Westen, slachtoffers van de beloftevolle rijkdom die door de expansie naar de Stille Zuidzee voortgebracht werd… De wereld, dat was toen in zekere zin het uitgestrekte Amerika zelf: begraafplaats van het primitieve communisme van de Indianen; gevangenis van de afstammelingen van de Afrikaanse slaven en van de Chinese koelies; vergaarbak van allerlei sektes en religies; een hels beloofde land van een exodus die uitgespuwd was door een overbelast Europa die zijn overschot aan geuzen in de Amerikaanse havens loosde.
Deze solidariteit van zoveel ellende, versterkt door een overvloed aan vooroordelen, was enkel maar mogelijk dankzij de mobiliteit van degenen die daarvoor propaganda voerden. De hobo’s, vagebonden van de spoorweg die van stad tot stad hun arbeidskracht gingen verkopen, vormden voor de IWW een waardevolle kweekvijver van avonturiers die bezeten waren door een vrijheidsdrang en dorstten naar sociale rechtvaardigheid. Om hun doel te bereiken sprongen deze zwervers, buiten het waakzame oog van de spoorwegcontroleurs, bovenop goederenwagons en bij valavond troffen ze elkaar aan de rand van de steden in wilde kampementen – tijdelijke autonome gemeenschappen die geregeld werden door de meest strikte gelijkheid. Deze dolende ridders, in lompen gehuld, zowel veracht door de verzadigden als door de lijdzamen, getergd door politie en priesters, waren de meest geestdriftige propagandisten van de oproerige ideeën van de IWW.
Deze ideeën waren beperkt tot enkele stevige principes, die in een sociaal conflict gemakkelijk in praktijk om te zetten waren. Ze waren voor een groot deel ontleend aan de voorschriften van het Europese anarcho-syndicalisme, voornamelijk aan die van de eerste CGT (Confédération Générale du Travail) – die van Fernand Pelloutier en van Emile Pouget –, waardoor eveneens de Spaanse CNT geïnspireerd werd. Ze kunnen in twee elkaar aanvullende triades samengevat worden: ‘Opvoeding, organisatie, emancipatie’ en ‘Solidariteit, directe actie, afschaffing van de loonarbeid’.
Het klassenbewustzijn, gestimuleerd door de opvoeding in de schoot van de vakbond, moest de solidariteit van de strijdende arbeiders versterken. De directe actie, in de werkplaatsen en in de openbare ruimte, moest dankzij de activiteit van toegewijde militanten aan de basis, vorm geven aan de algemene organisatie van de arbeidersklasse. Tenslotte zou de emancipatie, die voortsproot uit de revolte van de productieve massa, zich concretiseren door middel van de afschaffing van de loonarbeid – de onteigening van het kapitaal zou niet plaatsvinden via de staat, zoals toen het sociaaldemocratisch model dat voorspiegelde, maar rechtstreeks door de producenten, die gegroepeerd zouden worden in eenheden in zelfbeheer en die tussen elkaar een niet-commerciële ruil zouden toepassen, volgens het oude communautaire beginsel: ‘Iedereen naargelang zijn middelen, aan iedereen naargelang zijn behoeften.
Van alle utopieën die sedert de negentiende eeuw door de arbeidersbeweging ontwikkeld werden, geldt deze – samen met de utopie die er erg aan verwant is, alhoewel van rurale oorsprong, die de Spaanse anarchisten in zeer moeilijke omstandigheden in 1936-1937 in Aragon trachtten toe te passen – tussen de minst onrealiseerbare, op voorwaarde dat een groot gedeelte van de maatschappij bereid zou zijn hun verwezenlijking uit te proberen. Omdat men daar in de VS ten tijde van de IWW niet zo ver van verwijderd was, reageerden de heersende klassen, de conformistische pers en de autoriteiten met een grote heftigheid op een organisatie waarvan het ledental, alles in aanmerking genomen, op het totaal van het land veeleer aan de lage kant was.
Want de machthebbers hadden er de grote subversieve kracht van ervaren en waren erdoor verontrust. Ze vonden in de IWW de belichaming van hun ergste vijand: de ongehoorzaamheid van een arbeidskracht die in hun ogen niets anders moest zijn dan een goedkoop hulpmiddel, een menigte die even gemakkelijk aan het werk gezet kon worden als te kneden was. Ze ontketenden een ‘heksenjacht’, en de geschiedenis heeft aangetoond dat door de IWW te breken, alsook door mee te doen met de oorlog in Europa, het Amerikaans kapitalisme bij het begin van de roerige jaren twintig de rekening van een voorbije periode vereffende en zich voorbereidde op de volgende etappen van zijn ontwikkeling: de doorgedreven automatisering van de productie en universele commercialisering, met, onder de dekmantel van een relatieve verbetering van het materiële welzijn, de totale greep op de mensen en de toe-eigening van alle bestaande en denkbare rijkdommen.
De nachtmerrie van de wobblies zou werkelijkheid worden – en sedertdien draven de overwinningsdromen van de big business over de gecommercialiseerde wereld en vertrappelen ze de uitgeputte planeet.
Uit het voorwoord tot Joyce Kornbluh, Wobblies & Hobos. Les Industrial Workers of the World. Agitateurs itinérants aux Etats-Unis. 1905-1919 (Montreuil: L’Insomniaque, 2012). (De oorspronkelijke, uitgebreide versie van dit boek verscheen onder de titel Rebel Voices. An IWW Anthology (PM Press & AK Press, 2011). Vertaling: Johny Lenaerts.