Door Thom Holterman, Libertaire orde, 5-8-2018
Militarisme, Antimilitarisme. Gewapende Strijd En Staatsdragende Organisatie. Discussie
Het thema van het anarchistische kwartaalblad Buiten de Orde (BdO), nr. 2, 2018 is ‘Militarisme’. Het omvat een derde deel van de totale omvang van het blad. Maar een aantal onderwerpen in de rest van het nummer had zelf eveneens tot een thema uitgewerkt kunnen worden. Ik noem er enkele: migratiestrijd, antifascisme-strijd, commercialisering van activisme. Het in het blad voorkomende artikel over de opkomst van de autonome gyms in Europa, deed mij terugdenken aan een oude radencommunist. Ik leerde hem kennen in mijn activistisme-tijd. Hij had er zijn jaren opzitten. Een keer vertelde hij me dat enkele kameraden en hij in een gymzaaltje, in 1917, aan jiujitsu deden (een Japanse vechtkunst). Dat was om beter de strijd aan te kunnen gaan als in Nederland de revolutie uitbrak… Het nummer van BdO leert dat er altijd strijd is geweest en er zijn lessen uit te trekken, vergelijk bijvoorbeeld de opgenomen bijdrage die luidt ‘Praagse Lente: bureaucraten en rebellen’ (p. 42-46).
Code Rood-discussie
Over militarisme zullen anarchisten met elkaar geen discussie hebben. De standpunten lijken duidelijk. De Amerikaanse anarchist, maatschappijcriticus, Gestalt-psycholoog Paul Goodman (1911-1972) vertolkte daarvan in zijn bericht aan de lui van het militair-industriële complex: ‘Jullie zijn de gevaarlijkste mensen op deze wereld’. We spreken over institutioneel wapengeweld van de staat en tussen staten. Dat zal altijd vormen van opgelegd en afgedwongen handelen in zich dragen en bevel is bevel als relatie tussen uitvoerder en opdrachtgever manifesteren. Anarchisten wijzen deze vorm van handelen en van tussenmenselijke relatie onvoorwaardelijk af. Een generaal zal zeggen, ja zo kan ik geen oorlog winnen…
De genoemde anarchistische uitgangspunten gelden niet alleen binnen de omgeving van het militarisme in enge zin maar ook als er niet van militarisme sprake is. Uit de discussie die volgde naar aanleiding van de Code Rood-actie blijkt daaromtrent een misverstand (zie BdO nr. 2, 2018, p. 47-50). Het betrof een actie waaraan 350 mensen meededen. Doel was de kolenhaven in Amsterdam voor enige tijd plat te leggen. Wil zo’n actie slagen, dan is een goede voorbereiding nodig. Men moet weten wie, welke groepjes deelnemers, waar, welke actie-handelingen zullen verrichten. Die voorbereiding zal veel tijd vergen. Aan de voorbereiding en de te nemen besluiten heeft iedereen deel kunnen nemen (directe democratie). Latere instappers conformeren zich door hun vrijwillige aanmelding aan wat zij op dat moment aan organisatie aantreffen. Niemand verplicht iemand om in te stappen. Mij komt het niet als vreemd voor dat je dan gevraagd wordt je te houden aan de reeds gemaakte afspraken. Wordt hier in dit geval niet zo langzaamaan ‘een nieuwe staat opgetuigd’, zo vragen enkele anarchisten zich af (BdO, nr. 4, 2017, p. 10-13). Deze suggestie past niet; van een staat word je lid zonder dat naar je instemming wordt gevraagd. Het lidmaatschap wordt opgelegd. Het gemaakte verwijt tendeert naar iets onzinnigs als wat ik onlangs tegenkwam van een stalinist: ‘Anti-stalinism’ is left-wing-racism’. Het moet niet gekker worden.
Militarisme en discussie
Dat een discussie een lange looptijd kan hebben weten we van de militarisme problematiek. Al van verre tijden klinkt het Oorlog aan de Oorlog (een tekst die in vier talen verschenen in 1924). Later werd op enig ogenblik geopperd dat een ‘bevrijdingsoorlog’ moest kunnen (tegen kolonialisme bijvoorbeeld). De gedachte aan de bevrijdingsoorlog werd mede gelegitimeerd vanuit het heel oude concept van de ‘gerechtsvaardigde oorlog’ (Thomas van Aquino, 1224-1275). Maar theologen legitimeerden er ook de kruistochten mee. Je kan dus alle kanten op met zo’n concept. Oorlog kreeg ook een wetenschappelijk discussieniveau door de polemologie(Instituut voor Polemologie, Parijs, 1945); wie Bart de Ligt (1883-1938) leest en kennisneemt van de in 1938 op te richten zomerschool ‘Vredesacademie’ zal eerder aan irenologie denken.
Een van de dingen die blijft hangen bij oorlog is ‘geweld tussen staten’. Dat anarchisten dit zonder discussie afwijzen is vanzelfsprekend. Hetzelfde geldt voor wat er direct mee samenhangt, zoals wapenindustrie en wapenhandel. Er is nog een wijdere kring te trekken en dan spreken we over militarisering van de maatschappij die met oorlog samenhangt. Het net na BdO verschenen nummer van Le Monde libertaire (LMl; nr. 1797, juli-augustus 2018) levert twee artikelen over militarisme met een zelfde insteek als die van BdO. Dat blad somt voor militarisering van de maatschappij op: oorlogsvoorbereiding (LMl gaat in op de hernieuwde discussie in Frankrijk over de (her)invoering van ‘dienstplicht’), gewapende ordehandhaving en de repressieve controleproblematiek. In BdO ziet men ook hoe verschillende zaken samen komen: voor de gewelddadige ontruiming van de ZAD Notre-Dame-des-Landes (Frankrijk) werd met oorlogsmateriaal als pantserwagens en granaten een collectieve leefgemeenschap aangevallen. De staat laat zo zien wie de sterkste is (p. 92-94).
Voor de principiële discussie die mij aan het hart gaat, wijs ik op de samenhang tussen vier bijdragen die binnen het kader van het thema in BdO zijn opgenomen. Onder de algemene titel ‘Wel geweld, geen geweld’ (p. 76-80) treffen we twee stukken, een van Clara Wichmann (Antimilitarisme en geweld) en een van Anton Constandse (Over geweld en anarchisme). We zitten hiermee midden in de discussie violence/non-violence. Het lezen van deze stukken maakt duidelijk dat tussen violence/non-violence geen waterdicht schot zit. Dit wordt nog duidelijker door het derde stuk waarop ik wil wijzen, dat over de Ploegscharenbeweging (p.56-57). Is er dan geen lijn te trekken tussen violence/non-violence? Voor het antwoord op die vraag – en direct relevant voor degenen onder de anarchisten die aan gewapende opstand denken – is de vierde bijdrage goed om te lezen, getiteld ‘Als de revolutie zich bewapent. Militarisering en staatsdragende organisaties (p. 81-85).
Uitgangspunt van het laatste betoog is dat wat anarchisten en andere linksradicalen nastreven niet zonder slag of stoot te realiseren is. De staat zal desnoods met de zwaarste geweldsmiddelen reageren om principiële verandering van de maatschappij tegen te gaan (zie de aanval op de ZAD). Heeft geweldloos handelen ooit een radicale transformatie bewerkstelligd? Daar lijkt het niet op, maar ook met geweld is dat niet gelukt – steeds is indien een mooie toekomst nabij leekt een contrarevolutionair product ontstaan (Rusland, Spanje). ‘Beter bewapend, steeds minder revolutionair’ heet het bij Peter Storm, wiens bijdrage ik hier volg. Militarisering van een vrijheidsstrijd genereert afhankelijkheid van staten (zo’n staat kan een ander oogmerk hebben dan het dienen van jouw doel). Wat er daarnaast veelal gebeurt, is dat de gemilitariseerde gewapende verzetsbeweging transformeert tot staatsdragende organisatie. Anarchistische strijd die een staatsdragende organisatie in het leven roept, dat kan niet de bedoeling zijn, concludeert Peter Storm terecht.
De gewapende strijd kent als men er niet op bedacht is een staatsvormende dynamiek. Die dynamiek wortelt niet in de ideologie of theorie maar in de praktijk van professionele oorlogsvorming. Militarisme is geen anarchistische optie, maar antimilitarisme is niet per definitie pacifisme, leest men bij Perter Storm. Hij had kunnen laten volgen: non-violence is evenmin per definitie pacifisme – zo kwamen we bij Clara Wichmann en Anton Constandse tegen. De cirkel is rond. Maar er blijft nog wel heel wat te discussiëren. Het thema in BdO is dan ook omvattender dan dat.