Het laatste nummer (nr. 4) van 2019 van het anarchistische kwartaalblad Buiten de Orde (BdO) bestaat opnieuw uit twee losse delen. Het eerste deel omvat artikelen over onderwerpen voor een andere maatschappij. Het tweede deel is gemaakt in samenwerking met de organisatie 2.Dh5, die een weekend belegt over het onderwerp ‘Defeating Dystopia’ (1-2 februari in Utrecht). Dat deel is gevuld met artikelen over dystopie en informeert daarmee over kwalijke ontwikkelingen in de bestaande maatschappij.
Digitale wereld, transfobie, klimaatkwestie
Het eerste deel opent met een informerend stuk over de digitale wereld die niet veilig is. Zelfs voor mij, als onwetende op het digitale vlak, wordt begrijpelijk wat je zou kunnen doen om digitaal (zoveel als mogelijk) ‘onder de radar’ te blijven van instanties als politie en AIVD. Het lijkt me een aanrader voor actievoerders – maar die zullen al op de hoogte zijn.
Het erop volgende stuk draagt als titel ‘Feminisme en transfobie – één strijd?’. In het begin dacht ik: in welk ‘theater’ ben ik beland? Trefs en transhaters, cis en white fragility…Ik beken, ik begreep er niets van. Het ging toch over feminisme en de terechte strijd tegen patriarchisme in al zijn mogelijke vormen? Maar de auteures Evie en Hanna wisten de casus, waarmee zij openden (het ‘Elles Tournent-incident’; zie p. 8, BdO), goed te gebruiken om een interessant en informerend artikel op te bouwen. Wat zij beschrijven over hoe delen van het radicaal feminisme, via ideologische verschuivingen, naadloos konden gaan aansluiten bij conservatieve en extreemrechtse groepen (in de VS vooral), grenst aan het ongelooflijke. Ik zou er nooit op die manier aan hebben gedacht. Wat dit aangaat is het goed dat de redactie hier het overzichtsartikel van John Postma op liet volgen. Die informeert over het extreemrechtse ‘Identitair Verzet’.
De klimaatkwestie kan natuurlijk niet onbehandeld blijven. Tijn t’Hen schrijft er over in BdO vanuit zijn actie-ervaring, onder de titel ‘Een reflectie op mijn tijd bij Extinction Rebellion’. Allemaal goed te volgen. Een ding stoort mij: het overmatige gebruik van witte dit, dat, zus, zo…(en niet alleen bij hem). Ik vraag mij af waarmee we bezig zijn. Zo heeft hij kritiek op witte professoren (p. 17, BdO) terwijl hij in feite kritiek heeft op de analyse die zij pleegden. Werk dat laatste uit. Wanneer er dan een causaal verband bestaat tussen de resultaten van de analyse en het wit zijn, maak in zo’n geval het causale verband tussen beide aannemelijk (elke witte zou alleen zo’n analyse maken, omdat hij of zij als witte niet anders kan: het causale verband. Dus: als Tijn een witte is, kan zelfs hij alleen die analyse maken?). En begrijp goed, het is mij bekend dat vooroordelen door (kunnen) klinken in resultaten van analyses en wat dies meer zij. Reeds in de rechtenstudie in Rotterdam werd je daar in de jaren 1970 op gewezen, onder meer via de bestudering van het boek Vorverständnis und Methodenwahl (1970) van de Duitse rechtswetenschapper Josef Esser (1910-1999).
‘Racisering’?
Zoals ik de verwijzing naar de witten bij Tijn tegenkom (…produceren voor een kleine groep witte consumenten) gaat het echter over zo’n 6 à 700 miljoen mensen, want hij zet de ‘kleine groep’ af tegen de rest van de wereld die in armoede leeft. De raciale generalisatie lijkt mij grotesk. Waar we over spreken is namelijk de kapitalistische productie wijze en de immanente destructiepotentie van het kapitalisme (dat zichzelf opvreet; zie de kritische analyse van de filosoof Anselm Jappe in zijn door mij besproken La société autophage). Die moet bestreden worden. Als we doorgaan op de weg zoals bij Tijn aangetroffen (en niet bij hem alleen), dan werken we mee aan ‘racisering’ (‘racisation’, ‘personnes ‘racisées’). Dat moeten we niet willen. Ik vind dat we moeten beseffen dat de term ‘ras(sen)’ voor mensen non-existent is omdat er slechts één soort bestaat ‘de mens’ – overigens met al zijn of haar persoonlijke verschillende facetten als bijvoorbeeld in de sfeer van sekse en seksuele geaardheid, van huidskleur, van verstandelijke en kunstzinnige capaciteiten, noem maar op (gelijk in ongelijkheid).
We moeten beseffen, zoals ook Monique Rouillé-Boireau opmerkt in haar artikel ‘Conserver la dimension de l’universel’ (in: Réfractions, nr. 43, herfst 2019, p. 8): ‘Ras is een denkbeeldige constructie van categorieën om te discrimineren. Dat wordt weer geplakt op ‘kleur’. In de 19de eeuw waren de Italianen en de Polen in Frankrijk geen echte witten. In de USA zijn Arabieren wit en hier [Frankrijk] niet. De kleuren en de hiërarchieën die ermee vergezeld gaan zijn een constructie van de antropologie van de19de eeuw. De ‘zichtbaarheid’ opeisen om de hypocrisie bloot te leggen, leidt ertoe iedereen op te sluiten in zijn eigen ‘puurheid’. Men denkt daarmee in categorieën geconstrueerd door het racisme.’ Het is precies waarop ik wees.
Kennisleer als zinloos gereutel
Via (a) een strategiediscussie in het nummer van BdO, door Jan Bervoets opgezet vanuit het gedachtengoed van Domela Nieuwenhuis en (b) een stuk over arbeiders-sabotage en kapitalistische sabotage, stap ik door naar een bijdrage waarmee ik niet overweg kan. Die is getiteld ‘Theorie, ideologie en politieke praktijk’. Ze is afkomstig van de Anarchistische Federatie van Uruguay (FAU). De in dit nummer van BdO opgenomen bijdrage vormt het vervolg op een eerste deel dat verscheen in het vorige nummer. De bijdrage is vertaald uit het Engels door Tommy Ryan.
De drie in vertaling aangeboden pagina’s ‘Huerta Grande’ (Grote Boomgaard) van de Uruguayaanse anarchistische federatie stammen uit 1972 en zijn als intern discussiedocument geschreven (te vinden p. 37-39 in BdO). Mijn inschatting is dat het de discussie over kennistheorie moest ondersteunen. Het raadt aan om ‘op een zo wetenschappelijk mogelijke wijze’ een theoretische analyse op te stellen en om kennis te vergaren met het doel ook nog eens ‘diepgaande wetenschappelijke kennis’ bijeen te brengen. Maar hoe je dat doet en waaruit het ‘wetenschappelijke’ dan bestaat geen woord.
De methode die voor de opbouw van de tekst is gehanteerd lijkt het meest op die van het nominalisme: je legt verbanden via het gebruik van woorden (zoals van: praktijk, realiteit, werkelijkheid, theorie). Aldus komen nominaal verbindingen tot stand. De klap op de vuurpijl levert voor mij de zin: ‘De drie elementen (a) theorie, (b) ideologie, (c) politieke praktijk smelten samen tot een dialectische eenheid (..)’ (p. 39, eerste kolom midden, BdO). Het marxisme heeft zich altijd weten te redden met ‘dialectiek’ – waarna het ten onder is gegaan – en nu komen anarchisten ermee. Dit is enkel een thema voor ‘zinloos gereutel’, een kwalificatie die ik op duikel uit het stuk zelf (p. 37, tweede kolom onderaan, BdO).
Is dit alles kennistheoretisch nog nietszeggend en onschuldig, uiterst gevaarlijk is de opening van het stuk (p. 37, eerste kolom bovenaan, BdO). In de eerste alinea wordt serieus ingevoerd dat het noodzakelijk is op een correcte manier te denken. Hier wordt expliciet het concept correct denken geïntroduceerd, door anarchisten nog wel. Beseft men dan niet – maar in Latijns-Amerika wellicht verdomd goed – dat alleen de paus correct denkt – voor de rooms-katholieke kerk (wie afwijkt kan worden geëxcommuniceerd); en dat alleen Lenin en Stalin correct konden denken voor de Partij (die weer een ‘Competente dienst’ hadden ingesteld (de KGB) om te achter halen wie niet correct dacht. Waarop deze kon worden geëxecuteerd of naar een goelag verbannen).
Nochtans gaat men in het stuk van de FAU onverdroten door: ‘Correct denken is een onmisbare voorwaarde om correct te analyseren (..). Dit vraagt om instrumenten. Voor onze taak zijn deze instrumenten ‘concepten’, en om correct te denken is er een serie van concepten nodig die coherent van elkaar geformuleerd zijn [het nominalisme ten voeten uit; thh.]. Dat wil zeggen dat er een systeem van concepten noodzakelijk is – een theorie.’ Verderop op dezelfde pagina heet het evenwel: ‘Theorie is een instrument, een gereedschap dat een doel dient’. Neen, het was een ‘systeem van concepten’…Wat is dit voor een zinloos gereutel? En gevaarlijk, ja, let maar eens op.
Ik ga ervoor terug naar het artikel van Evie en Hanna over feminisme en transfobie. Zij beschrijven hoe vanuit een theoretische basis Mary Daly – een docente met een vaste aanstelling aan het Boston College – weerzinwekkende opvattingen formuleerde die hun weg in de literatuur vonden (p. 9, tweede kolom, BdO). Deze Mary Daly heeft een promovenda, Janice Raymond. Haar opvatting is zo mogelijk nog weerzinwekkender (zie p. 10, BdO). Bedenk nu: we zitten hier op een ‘wetenschappelijke grond’ en we hebben uiteindelijk met een proefschrift van doen, dus zou je denken: met de wetenschappelijkheid zit het wel goed en een proefschrift staat hoe dan ook borg voor ‘correct denken’. Dit alles vindt zelfs in de politieke praktijk zijn bevestiging. Want zie.
Janice Raymond schrijft namelijk uit hoofde van haar rol als ethica voor de Amerikaanse overheidsinstelling National Center for Healthcare Technology een beleidsstuk. Zij adviseerde daarin de toegang tot medische transgenderzorg onmogelijk te maken. Dit advies werd vervolgens door de regering Reagan overgenomen. Weg zorg. Door te voldoen aan wat de FAU heeft opgezet (correct denken, kennistheorie, productie van zinvolle kennis voor de politieke praktijk) heeft dit geleid tot een hoop ellende! ‘Correct denken’ is daarmee een gevaarlijke notie: wie de macht heeft maakt uit wat correct is! Als dat wordt uitgewerkt, zit je snel in een dystopie…
Dystopie
Dystopie is een term die geen vaste omschrijving kent. Iedereen gebruikt hem voor wat hij of zij er mee wil. Steeds zit het wel in de sfeer van het onheilspellende wat de maatschappij aangaat. Zo zijn een sterk doorgevoerd totalitarisme en een alles en iedereen omvattend netwerk van ‘sociale controle’ ingrediënten voor het creëren van de onheilspellende maatschappelijke toestand. In de science fiction literatuur vind je een hoekje voor distopieën. De rubriek ‘Sjakoo’s boekentips’ in deel twee van BdO geeft een ruim overzicht ervan.
Overal waar je totaliserende activiteiten ziet ontwikkelen, is het gevaar aanwezig van het ontwikkelen van een dystopie. De bureaucratie van een overheidsinstelling of van een multinational, probeer daar maar eens telefonisch of via de mail binnen te komen. Het lukt u niet. Uw ergernis groeit – en bij velen met u: daar hebben we het begin van een dystopie. ‘De staat als dystopische illusie’ leest men bij Jan Bervoets. Want die ergernis wil ‘het systeem’ beheersen en daar is de ‘knuppel’ voor (in welke vorm dan ook). En dit is dan nog maar het begin, want daartegenover komt het actiewezen te staan. ‘In de dystopie: de anarchie’, leert Peter Storm in dit deel van BdO. ‘Privacy-activisme’ is nodig, want ‘Ook een manier om Dystopia te lijf te gaan’, aldus Miek Wijnberg in haar artikel. En ‘Verwardspraak? Meld het!. Karlijn Roex werkt dit uit en roept ertoe op.
Wel, het verzet tegen de dystopische ontwikkelingen vormt het onderwerp van het 2.Dh5-festival op 1 en 2 februari 2020 in Utrecht (zie voor meer informatie de achterkant van deel twee van het nummer van BdO). De werktitel van het festival is: Defeating Dystopia?. Met de lezing van de verschillende, genoemde artikelen over dystopische verschijnselen kunt u zich er alvast voor opladen.
Thom Holterman
Buiten de Orde, nr. 4, 2019, 84 blz., (twee losse delen), prijs 2,50 euro.
[Beeldmateriaal ontleend aan de cartoonist Brumlord.]